

studio 1.21
schrijfstudio
writing studio
Elk jaar besteden we in groep 7 aandacht aan de week van de lentekriebels. Als juf leg ik elke dag met plezier talloze dingen uit, maar de lessen in deze week zijn misschien wel mijn favoriet. Beetje bij beetje, want het giechelgehalte ligt hoog, praat ik met twintig 11-jarigen over de liefde en alles wat hierbij komt kijken.
De school waar ik werk telt weinig witte kinderen. De meeste leerlingen zijn geboren in Nederland, maar de meeste ouders niet. Dit betekent dat alle lentekriebel-onderwerpen thuis over het algemeen niet worden besproken. Kijken we een film in de klas en kust Aladin op het eind prinses Jasmine, dan schieten alle handen naar de ogen en alle hoofden de andere kant op. Dit maakt het praten over liefde en gevoelens lastig, maar in de Lentekriebelsweek openen we voorzichtig dit onderwerp.
Naar mijn mening is het belangrijk dat leerlingen alles kunnen vragen. Vanaf een jaar of 10 beginnen bij sommige kinderen de hormonen al te stromen. Ze worden voor het eerst zelf verliefd of ontwikkelen op zijn minst nieuwsgierigheid naar wat dat nou eigenlijk allemaal is: verliefd zijn, zoenen, seks en verkering. Ik kon thuis altijd alles vragen, maar in veel gezinnen is dat niet het geval. Juist voor deze kinderen is het van belang dat er op school aandacht wordt besteed aan dit onderwerp. En die taak neem ik met liefde op me.
Achter in de klas staat nu een doos met een gleuf in het deksel. Hier kunnen de leerlingen, anoniem, vragen inleveren. Binnenkort leeg ik die doos en zal ik alle vragen beantwoorden. Een enkele leerling stopt met een groots gebaar en een ‘dat doe ik gewoon’-blik een briefje in de doos, maar de meeste leerlingen doen het stiekem tijdens het jassen pakken voor de pauze of net na de bel, als het lokaal is leeggestroomd.
De doos staat er nog wel even, maar gister heb ik stiekem al even gekeken naar de briefjes. “Hoe weet je het als iemand met je wil zoenen?” “Vanaf hoe oud kan je seks hebben?” “Als je verliefd bent, moet je dan zoenen of mag het?” “Wordt iedereen verliefd als ze puber zijn?” Pittiger dan dit worden de vragen niet. Ook daarom is het mijn lievelingsweek. De brutale puberhormonen domineren soms het schoolplein en de klas, maar in deze week zijn ze weer mijn kleintjes. a new question go to app settings and press "Manage Questions" button.
Hoe meer naakt kinderen zien hoe beter hun zelfbeeld, onderstreept Rutgers, kenniscentrum seksualiteit, bij de promotie van het nieuwe kinderprogramma ‘Gewoon Bloot’. Waarbij stuiterballetjes uit groep 7 en 8 hun kinderlijke nieuwsgierigheid volledig de vrije loop kunnen laten door dikke, dunne, witte, zwarte, grote, kleine, en bovenal blote volwassen mensen prangende vragen te stellen over hun lichaam. Maar niet iedereen verwelkomt dit naakte spektakel met open armen.
SGP voorman Van der Staaij twitterde: ‘Gewoon. Bloot. is niet normaal. En moet dat ook niet worden’. Waarna FvD’s Baudet nog een stap verder ging en zei: ‘Het programma schurkt aan tegen het promoten van pedofilie’. Ook op internet spraken mensen zich uit tegen het programma en er werd zelfs een petitie aan de Tweede Kamer overhandigt van bezorgde burgers. De tere, onschuldige kinderziel zou het adamskostuum niet aankunnen en geen onderscheid kunnen maken tussen seks en gewoon naakt, in tegenstelling tot volwassenen.
Niks is minder waar, zegt Rutgers. Juist kinderen zien blote mensen gewoon als blote mensen, terwijl wij volwassenen met een geseksualiseerde bril naar elk stukje naakt lichaam turen. En die bril is de afgelopen decennia alleen maar sterker geworden. Naaktsauna’s en topless zonnen geraken steeds meer tot het verleden. Kinderprogramma’s als purno de purno en lekker dansen met Maxim Hartman, waar ik zo’n 15 jaar geleden nog naar keek, zijn van de buis verdwenen. Gewoon naakt lijkt zo zeldzaam geworden op televisie dat een kinderprogramma als Gewoon Bloot blijkbaar geassocieerd kan worden met pedofilie.
De ophef over gewoon bloot is dus een volledige misplaatste volwassen invulling van de kinderlijke blik. Het gewone naakte lijf op tv is nodig. Zodat kinderen zien dat preutse ideeën over het gevaarlijke naakte lijf en dominante ideaalbeelden als de bodybuilder en het zandloper figuur op social media niet bepalen wat een ‘goed’ lichaam is. Zodat tien jarigen niet hoeven te vragen: ‘Mam, ben ik dik?’ ‘Heb ik rare oren?’ ‘Ben ik normaal?’ Zelfs Baudet en Van der Staaij kunnen niet tegen een verbetering van het zelfbeeld van kinderen zijn.
En laten wij volwassenen onszelf een plezier doen. Zet die geseksualiseerde bril af en omarm deze kinderlijke nieuwsgierigheid naar gewoon bloot. Laat die naakte lichamen maar komen.
Het was druk aan het water in Amsterdam Oost. Menig student had zich losgeweekt van het computerscherm waar ze nu al een jaar naar verbannen zijn en zat op het gras of op de kade, met de benen bungelend over de rand. De zon had zich voor het eerst in weken weer naar de voorgrond gedrongen en er stond een rij bij de koffiekraam. Ik haalde alvast een cappuccino en een haverlatte, wachtend op mijn nichtje met wie ik even zou bijkletsen in het langgemiste zonnetje.
Netjes anderhalf meter naast twee meisjes, vond ik een plek waar ik me installeerde. Het linkermeisje droeg een jas tot over haar knieën, die mij drie maten te groot oogde, maar volgens mij hoorde dat zo. Haar handen had ze om een koffiebeker gevouwen en ze had haar gezicht met ogen dicht naar de zon gericht. De rechter had een leren jasje aan en pulkte aan een nagel, naast haar stond een blikje cola. Beide meisjes hadden een slordig knotje in, maar hoewel het bij de eerste modieus aandeed, stond het bij de tweede enkel rommelig.
‘Ik kan hier zó van genieten. Dit maakt die hele corona toch meteen minder erg?’ Meisje één had nog steeds haar ogen dicht. Ze zag dan ook niet dat haar metgezel haar schouders ophaalde en praatte door, ‘echt, ik zei het gister nog tegen Mel, ik ben zó veel gezelliger in de zomer. Kan je na een dagje werken tenminste nog even je huis uit, toch?’ Nu er opnieuw geen respons kwam, deed ze eindelijk haar ogen open. ‘Hey, gaat het wel met jou?’ Rommelknotje haalde opnieuw haar schouders op, ‘kweenie, ik ben er wel klaar mee.’ Haar vriendin sloeg haar hoofd achterover ‘Ja duh schat, we zijn er allemaal klaar mee. Wat denk je, dat ik dit léuk vind? Doe mij maar een terras hoor. Maarja, je moet het er maar mee doen toch? En dan vind ik die zon gewoon wel lekker. Jij toch ook? Je voelt je gewoon direct béter.’
De meisjes waren stil. Grote jas had haar koffie op en haar ogen opnieuw dichtgedaan. Haar vriendin staarde over het water, zij voelde zich duidelijk helemaal niet béter. Verderop zag ik mijn nichtje aankomen, als begroeting stak ik de haverlatte omhoog. ‘Heeerlijk he, die zon?’ Zei ze toen ze kwam zitten. Ja, je voelt je meteen zoveel vrolijker, wilde ik eigenlijk zeggen. Maar ik deed het niet.
De satanische glimlach van het trammachinistje brandde in m’n ogen toen ik amechtig hijgend de grauwe lengte van de Marnixstraat opstruikelde. Ik had mijn struikelsprint ingezet met de ambitie de in de verte treiterend wachtende lijn 5 te kunnen halen. Eigenlijk stond de uitkomst van deze stadse olympiade van tevoren vast; de blauwwitte stalen massa zou optrekken zodra ik het gele deurknopje als een estafetteloper poog in te drukken.
Maar waarom?
Waarom kon deze Fred Teeven van de Amstelveenlijn niet twee seconden wachten. Hij kon mij de overwinning te gunnen en me met een gelukzalige glimlach en een hartslag van 200 neer laten zijgen in de gerieflijk harde fauteuils van zijn stadslimousine. Maar Fredje liet me achter op de gure, grauwe, windgillende en regenhuilende Marnixstraat. Hij had ook een Petruspuntje kunnen pakken door z’n vette klauwtje wat later van de rem af te halen.
Toegegeven, de van vier kanten blèrende windkracht tien veranderde mijn Usain Bolt imitatie in een mislukte karikatuur van een veteranensprintamateur. Het wachten leek het trammachinistje daardoor waarschijnlijk lang. Ook het hoge verzopen kat gehalte dat ik uitstraalde door de slagregens die over me heen waren gedoucht zal lijn-vijf-Fred niet hebben aangespoord het startknopje van z’n elektrische trots twee tellen later in te drukken. Maar dan nog. Hij had me toch een beetje kunnen helpen door niet zo op z’n strepen te willen staan. Niet dat kleine beetje macht dat hem is gegeven uit willen oefenen?
Empathisch als ik ben draaide ik de rollen om; wat als ik het pafferige lijn-vijf-chauffeurtje zou zijn geweest? Wat als ik rondje 15 zou hebben gedaan tussen de Marnixstraat en Stadshart Amstelveen, anonieme mondkapjesgezichten inladend zonder boe of bah gegroet te krijgen, zou ik dan Petruspuntjes pakken of ook m’n duiveltje laten lachen? Zou ik mezelf dezelfde weldadige satanische lach gunnen door een op het oog gezonde man door de vroege voorjaarsstorm te zien ploeteren om mij nog te halen? Zou ik ook geurlijk thuis vertellen hoe ik heb genoten van het aanzicht van de woedeplof van het verzopen sprintertje?
Ik denk het niet, daarvoor heb ik te weinig frustraties in mijn leven en is het niet saai genoeg. Maar ik gun het Fredje van harte, hoop dat hij nog vaak de tram-versus-man-sprint wint en de satanische smaak van de overwinning proeft.
En ikzelf? Ik ga maar weer eens trainen. De volgende keer win ik.
‘Het begint met de ambitie die we hebben in Nederland. We hebben nu een ongezonde ambitie, namelijk dat we er alles aan doen om te voorkomen dat we in het zwarte scenario terechtkomen. Ik denk juist dat je moet beginnen zoals je ook een grote onderneming aanstuurt; met een gezonde ambitie.’
Zo!!! Dat kan er maar uit zijn. Het moest gezegd en wel door niemand anders dan Peter de Jong. Waar zouden we zijn als deze goeroe van het bedrijfsleven, deze wereldverbeteraar, deze ‘macher’, deze inspirator ons niet de spiegel voorhoudt over hoe we uit de Corona crisis moeten komen?
Wat zeg je? Je kent Peter de Jong niet? Onder welke steen heb jij gelegen? Heb je die legendarische Op1 uitzending van woensdag 10 februari 2021 gemist, waar hij zijn inspirerende verhaal vertelde over hoe als het aan hem ligt we in een maand alle Nederlanders kunnen hebben gevaccineerd? Hoe hij, aangespoord door de hijgerige lust naar Click Bate van Charles Groenhuijsen, uiteenzette dat we “wat mij betreft, op dit moment, een ongezonde ambitie hebben”. Peter de Jong is namelijk de CEO van medicijnengroothandel Brocacef. Je weet wel, de moedermaatschappij van de volledig geautomatiseerde BENU-apotheken, waar we echt als klanten worden behandeld en de service ongekend is en model staat voor de toekomst.
Wat bezielde Peter toen hij mijmerend met z’n Nespresso Volluto uitkeek over de lange leegte van de weilanden die zijn magazijn omringen. Hij, die toch maar mooi was opgeklommen tot CEO van deze medicijnenkruidenier. Zou deze grijzende, iets te dikke witte man werkelijk hebben gedacht dat heel Nederland smacht naar zijn mening. Zou hij geen vrienden hebben of weldenkende medewerkers die zijn, in de polder tot ongekende hoogte gegroeide, Messias-complex beteugelen?
Dat de ijdelheid van dit soort mannen ongekend is en ze zichzelf voor hun 14 ‘minutes of fame’ graag voor joker zetten, is tot daaraantoe maar kunnen de programmamakers van de publieke omroepen alsjeblieft ophouden met deze nobodies een podium te geven voor hun ijdelheid en zucht naar publieke erkenning als uitvlucht uit hun miezerige Vinex bestaan? De wereld is complex en het zou de publieke omroepen sieren als ze die complexiteit niet ontkennen door een megafoon te geven aan iedere zelfbenoemde expert die het allemaal wel even fixt. Alleen door de complexiteit te erkennen kunnen we een evenwichtige samenleving besturen zonder de hijgerige druk van het populisme.
En Peter, als je volgende keer weer last hebt van je miskent-talent gevoel, schrijf je dan in voor The Voice, kunnen we in ieder geval nog een beetje om je lachen.
Columns
De grauwe gezichten van de anderen keken allemaal met dezelfde uitdrukkingsloze blik naar Hans. Tergend langzaam waren zijn vingers bezig om het plakband los te peuteren. Ik kromp ineen toen hij het cadeautje naar zijn mond bracht en zijn gele, kromme tanden ontblootte om een poging te doen het plakband los te bijten. Toen ook dit niet leek te werken, sabbelde hij wat na en spuugde een stukje plakband uit. Tante Trees deed alsof ze niet had gezien dat het stukje plakband op haar dijbeen was blijven kleven. Om dit erbarmelijke feit te verbloemen probeerde Tante Trees het kringgesprek weer op te starten.
“Ik heb van deze feestelijke gelegenheid gebruik gemaakt om flyers van mijn pottenbakkerij mee te nemen. Ik hoop dat ik binnenkort mijn potten door heel Naarden-Bussum kwijt kan” verkondigde ze.
Lieve help, we waren aanbeland bij het moment dat die achterlijke schepsels van haar het hoofdonderwerp van de kring moesten worden. Meestal wist Tante Trees al bij binnenkomst haar kleipotten onder de aandacht te brengen. Ze had zich nu blijkbaar weten in te houden, maar er was uiteraard geen ontkomen aan.
Ik probeerde me te onttrekken aan haar schelle stem door me op mijn omgeving te concentreren. Het aangevreten stukje taart en mijn lauwe koffie staarden me onuitnodigend aan. De droge smaak van wat een knapperige taartbodem had moeten zijn, had ik niet kunnen wegwerken met de dot slagroom, waar nu alleen nog een in elkaar gezakt hoopje witte smurrie van over was. Er stond wel een schaaltje met ontkroonde aardbeien op de salontafel, maar die stond helemaal aan de andere kant van de kring. En daar zat Hans nog steeds knisperend en knerpend zijn cadeautje uit de pakken. Dus liet ik het maar.
Ik gleed met mijn vinger door het condens van de hoge ramen. Gedachteloos zag ik dat ik het boter-kaas-en-eieren spel had uitgetekend. Dat speelde ik vroeger altijd met mijn broertje.
Mijn ouders hadden het moment dat ik verhuisde naar mijn studentenkamer zogenaamd niet zien aankomen. Later zouden ze zeggen dat ik opeens “het huis uit” was, en dat hun kinderen plotseling zo volwassen waren geworden. Ondertussen had mijn moeder een nieuwe hometrainer, roeimachine en een loopband besteld. Ik had erbij staan kijken toen ze met haar meetlint de afstand tussen mijn hoogslaper en mijn make-up tafeltje stond op te meten. Zogenaamd behulpzaam had ze toen gevraagd of ik mijn zeer uitgebreide theezakjes verzameling op de muur wou laten hangen, of dat ik die mee zou nemen naar mijn nieuwe kamer. Ze wou me wel helpen alle theezakjes in te pakken.
De heerlijke geur van alle verschillende thee die ik had verzameld, had plaats moeten maken voor een ziltige, muffe zweetgeur die mijn neusharen deed verstijven. Mijn moeders fitness apparaten stonden voor de ramen keurig op een rijtje gerangschikt als strijdpaarden in de frontlinie. Ze had mijn zorgvuldig uitgekozen hartjes behang laten vervangen door een behang met strakke grijs-witte strepen. Aan de muren hingen posters met daarop zogenaamd motiverende teksten als “Hustle for Muscle” en “TRAIN, SLEEP, REPEAT”. Het zielige kamerplantje in de hoek deed een poging om de boel een beetje op te vrolijken. De verwarming stond hier nooit aan waardoor ik nu een koude rilling langs mijn nek voelde glippen.
Rondhet einde van iedere maand bel ik oom Berend. Van tevoren bedenk ik waarover we kunnen praten. Zo hebben we het over zijn gezondheid, want als verstokte roker heeft oom Berend een chronische hoest.
En nu het lente wordt, vertel ik hem over de kikkers die ik in het schemerige ochtendlicht hoor kwaken. Ik zeg er niet bij dat ik bang ben in het donker en pas kan slapen als de nacht voorbij is. Soms laat ik een paar maanden niets vanme horen, want ik wil niet dat hij weet hoe belangrijk onze gesprekken voor me zijn. Als ik na zo'n lange tijd zijn naam weer intoets, trillen mijn handen soms zo dat ik mijn mobiel bijna niet kan vasthouden.
Oom Berend is de oudere broer van mijn moeder. Een moeilijke man, noemde zij hem vroeger spottend. Onaangepast. Een man die bang was voor andere mensen en daarom nog bij zijn ouders woonde. Als ik op bezoek was bij opa en oma maakten Berend en ik soms wandelingen door de polder, waarbij hij met norse passen zwijgend voorop liep en ik als een spichtig hondje achter hem aan rende. Hij was toen begin veertig, in mijn ogen bijna net zo oud als opa, en altijd gekleed in hetzelfde bruine wollen jasje dat naar tabak rook. Nadat mijn grootouders kort na elkaar overleden, zag ik oom Berend ook niet meer, hoewel hij tussen hun spullen in het grote huis bleef wonen. Ik ging naar de middelbare school en dacht nooit meer aan onze wandelingen.
Het is alweer jaren geleden sinds die nacht, toen ik na het festival in mijn oude busje naar huis reed. Er stond een heldere maan en iedereen sliep, behalve de jongen op de fiets, die ik in de roes van de alcohol helemaal niet opmerkte op de stille bosweg. Mijn ouders heb ik na het ongeluk nooit meer gesproken, ze vinden dat te pijnlijk. Eigenlijk spreek ik niemand meer, alleen oom Berend beantwoordt de telefoon. Dan is alles weer even zoals het hoort te zijn. Ik zie hem zitten in de leren stoel van oma, uitkijkend over de polder.
Ik hoor hoe hij een lucifer afstrijkt, het vlammetje bij zijn sigaret houdt en diep inademt. Hij is nog steeds geen prater maar ik denk niet dat hij nog bang voor me is. Soms lijkt hij zelfs blij om van me te horen.
‘Zo, daar ben ik. Kunt u me zien? Wat? O ja, mijn microfoon. Hallo?’
‘Goedemorgen Lotte, en leuk om je te ontmoeten, ook al is het via Zoom. Ik ben mevrouw Geraets van P&O. Het is alweer meer dan een jaar geleden sinds je laatste functioneringsgesprek.’
‘Toen het kantoor gewoon open was en ik mijn pyama nog wel eens uikwam hahaha. Grapje hoor.’
‘Het thuiswerken betekent voor iedereen een hele verandering. Hoe gaat het met je?’
‘Het is eenzaam, daar moet ik eerlijk in zijn, mevrouw Geraets. Maar ik ben nog steeds behoorlijk gedisciplineerd, en als ik eens een weekje aan het lanterfanten ben, haal ik dat gewoon weer in.’
‘Bedoel je dat je je werk nu anders indeelt?’
‘Dat ook, het vroege opstaan, zoals vandaag, dat ben ik niet echt meer gewend. Maar vooral de gezelligheid van kantoor mis ik. Zaterdagmiddag nog even aanwippen om de puntjes op de i te zetten. Daarna een drankje doen in het Loosje op de Nieuwmarkt.’
‘Je werkt nu denk ik niet meer op zaterdag?’
‘Niet op de zaak, maar ik ben 24/7 bereikbaar.’
‘Is dat nodig?’
‘Bereikbaarheid is voor ons bedrijf essentieel.’
‘Maar het is voor de klanten toch wel duidelijk dat de marketingafdeling buiten kantooruren gesloten is?’
‘Nou, het zijn vooral de collega's die dan nog even willen sparren. Marieke bijvoorbeeld werkt alleen 's nachts, overdag zorgt ze voor haar vader die Alzheimer heeft.’
‘Marieke van voorlichting? Zijn er meer collega's die buiten kantooruren werken?’
‘Online hebben we veel contact ja. ’s Nachts brainstormen, een glaasje wijn erbij, van die dingen.’
‘Het thuiswerken heeft de bedrijfscultuur wel veranderd, merk ik. En ben je nog even productief, denk je zelf? Want de voorjaarscatalogus bijvoorbeeld, die had allang de deur uit moeten zijn.’
‘De voorjaarscatalogus? Die heb ik naar Sjoerd gestuurd om te worden opgemaakt.’
‘Sjoerd werkt sinds januari niet meer bij ons.’
‘Oh, vandaar dat ik hem in de groepsapp al een tijdje niet voorbij zag komen. Geen probleem natuurlijk om zijn taken over te nemen. En dan is het nu misschien een goed moment om het over salarisverhoging te hebben?’
Misschien wel om het beter te doen dan de eerste keer, dacht Nada, terwijl de Sprinter het landschap doorkliefde. Na wat een eeuwigheid had geleken had de schelle fluit van het vertrek geklonken en waren de deuren met een zucht dichtgeklapt. Net zoals haar maag.
De aprilzon verwarmde haar wang. In de oranje weerspiegeling van het raam aanschouwde ze haar leeftijd. In je eigen gezicht blijf je je jongere zelf zien, maar hoe is dit voor een ander, wanneer je elkaar na twintig jaar terugziet? Ze rilde.
In februari had de plotselinge aanblik van zijn naam in haar mailbox de zuurstof uit de lucht getrokken, voordat de explosie in haar romp koude sterren langs haar ingewanden had geblazen.
De laatste keer dat ze hem destijds had teruggezien was in een ziekenhuisbed geweest, in de stad waar het spoor haar nu weer heenleidde. Het was een aantal jaren nadat zij hun knipperende relatie had beëindigd, welke niets overliet van haar psychische cohesie noch haar gewicht. De legionellabacterie, die vrat aan zijn lichaam en onderdrukte shell shock, had de Dutchbatter overmeesterd. Dit beeld had haar nog maanden daarna verteerd. Ze besloot dat hij het soort liefde was, die je nooit meer terug moest zien.
Zij had in volle bloei gestaan en hij had haar bemind, dronken van de honing die hij uit haar kelk had gedronken. Wanneer zij hem bezocht en de Intercity vaart afnam, ging zij met trillende knieën naast de deur en zichzelf staan, met het gevoel over te moeten geven, als zij tenminste iets had kunnen eten. Bij het opengaan van de deuren zou zijn blik haar tussen de wemelende perronmenigte vinden, en haar als een mak lam naar zich toe trekken, zoals hij had gedaan bij hun eerste ontmoeting.
Na zijn mail hadden zij elkaar enige tijd intensief geschreven over wie zij waren geworden. Beiden ongebonden. Hij leek een minder misocosmische blik te hebben dan destijds, rustiger geworden. Hij speelde nu gitaar, en hij had haar jeugdsentimenten bespeeld en gezongen. Op de foto’s die hij had gestuurd, had zij kunnen zien dat elke gespaarde rimpel en grijze haar hem sierden, zoals dat wel bij mannen op latere leeftijd gaat.
Nu minderde de Sprinter vaart. Nada voelde haar knieën trillen, haar bonzende hart en ijzige handen. De deuren ploften los van elkaar. Toen de trein verder reed, opende ze haar thermosfles en pakte haar boek uit haar tas.
Korte verhalen
Basiscursus
Kilometer 21: De eerste helft zit erop en ik herinner me nog hoe goed ik me voelde, alsof m’n benen alles aan konden. Maar met de kilometers, vervloog ook dat gevoel. Weet je nog die berg, die slechts een heuvel bleek te zijn? En dat vieze water… Wie serveert er bruisend water met een smaakje tijdens een marathon? Lagen daar nou suikerklontjes op die tray? Had dat niet dextro moeten zijn?
Kilometer 39: álles doet pijn. De finish zo dichtbij maar ook nog zo ver weg. Wetende dat na de brug het 40 kilometer bord staat en dan nog maar 2 kilometer. Brug, check. Onze supporters zien. M’n ogen prikken en m’n adem stokt. Ik kan niet gaan huilen, dan raakt m’n ademhaling overhoop. Vaag hoor ik ‘Energie’ maar het dringt niet echt tot me door. Dan de bocht, daar staat de poort! Dit is het moment, de laatste meters. Ik pak m’n telefoon en zet ons nummer op. Ronnie Flex voelt onze Energie en daardoor voelen wij dat ook weer een beetje. De poort komt steeds dichterbij, de laatste meters. En dan zien we het. Op het kilometer bord aan de zijkant staat in grote letters 42KM. Minutenlang leefden we toe naar die poort om er alleen maar achter te komen dat we nog 195 meter verder moeten lopen. 195 meter, 1 minuut en 10 seconde verwijdert van ons doel. De deceptie wil zich van ons meester maken. We rennen door. Strompelen door. We horen onze namen. Ronnie is inmiddels opnieuw begonnen. De laatste meters, nu echt. Je pakt m’n hand. Met het laatste beetje energie duwen we onze armen de lucht in. De finish, de ontlading, de tranen, de omhelzing. We hebben het gered: 42,195 kilometer aan elkaars zijde.
Persoon 1:
Eigenschappen:
Nerveus
Ongeduldig
Onzeker
Afhankelijk
Risicomijdend
Uiterlijke kenmerken:
Klein en tenger
Serieus gezicht
Winterjas met capuchon
Half kalend
Persoon 2:
Eigenschappen:
Kalm
Geduldig
Zelfverzekerd
Onafhankelijk
Risicovol
Uiterlijke kenmerken:
Lange leren jas
Half lang haar glad naar achter gekamd
Zonnebril
Pak zonder stropdas, overhemd bovenste knoopjes los
Sigaret in mond
Lang en breed
‘Nou, wat is er aan de hand?’, hoor ik een lange man zeggen terwijl hij langs loopt en neerploft op de stoel aan het tafeltje naast mij. ‘Waarom moest ik hier zo snel heen komen?’. De kleine, tengere man tegenover hem kijkt nerveus om zich heen en brengt zijn wijsvinger naar zijn mond, ‘sssst niet zo hard man, snel, ga zitten, we hebben niet zo lang’. De tafeltjes staan zo dicht op elkaar dat je bijna alles kunt horen van het gezelschap naast je. Even kruisen onze blikken elkaar, maar ik verleg mijn blik snel naar het schilderij schuin boven zijn hoofd.
‘Heb jij Frederico recentelijk nog gesproken?’, vraagt de tengere man terwijl hij onrustig door zijn mok roert.’ De lange man pakt rustig een sigaret uit de jaszak van zijn leren jas en steekt hem aan met de kaars die op tafel staat. Hij neemt een paar stevige trekjes en zakt langzaam weer terug in zijn stoel. ‘Nee, hoezo?’. ‘Nou, ik wil gewoon zeker weten dat het goed zit, wat als hij gaat praten?’. De lange man zet langzaam zijn zonnebril af en legt deze op tafel naast hem neer. Via de spiegel aan de muur kan ik een deel van zijn gezicht zien. De man straalt zelfverzekerdheid uit. Zijn blik is rustig, zijn mond gebogen in een lichte glimlach. Hij heeft half lang haar, strak naar achter gekamd. ‘Michael, relax dude, niet weer dit gezeik, we hebben dit nu al vier keer besproken. Ik zei toch dat het goed zou komen? Waarom ben je toch zo aan het stressen man?’
Overdreven sla ik de bladzijde van mijn boek om, om ze het idee te geven dat ik niet hoor wat zij zeggen. Normaal bemoei ik me nooit met andermans zaken, maar ik kan het niet helpen om toch even te blijven luisteren.
‘Ja, ik weet het, maar.. maar..’. Hij kijkt weer vluchtig om zich heen en begint zacht te praten. Ik moet moeite doen om zijn stem boven de muziek uit te kunnen horen en vang maar half op wat hij zegt. ‘...dan zijn we goed de sjaak ...ik.. ik.. ik heb een familie die ik moet onderhouden man, ik.. ...wat weet hij nou precies? ...wat heeft hij gezien? Het ging allemaal zo snel, hij kan het niet gezien hebben. Toch?’ De tengere man herhaalde de zin vooral voor zichzelf. Nerveus op zoek naar een bevestiging.
De lange man drukt zijn sigaret uit aan de zijkant van de tafel en buigt nu langzaam naar voren. ‘Michael..’ Er volgt een stilte. Ik voel de benen van de tengere man vluchtig op en neer bewegen, hoor het ritmische getik van zijn hak op de grond. ‘Michael, kijk nou hoe je hier zit man. Wanneer heb je voor het laatst goed geslapen? Je ziet er niet uit man. Kom, waar is die leuke serveerster, ik bestel een dubbele whisky voor je’.
columns, korte verhalen & basiscursus schrijven
door Aukelien Weverling

Ook een schrijfcursus volgen bij Aukelien? In april start een nieuw cursusblok! Bekijk hier alle schrijfcursussen >>



